Er wordt steeds meer gesproken over oorlog als iets onvermijdelijks’
Artsen voor Vrede waarschuwen tegen oorlogsretoriek
Medisch Contact: dubbelinterview door Simone Pauw
Na tachtig jaar vrede hebben veel jonge artsen en geneeskundestudenten geen idee wat oorlog écht betekent. Maar dat besef is inmiddels hard nodig om vol in te zetten op vrede, zeggen – met klem – de artsen én vredesactivisten Marianne Begemann (77) en Jona Walk (37).
Dit artikel komt uit het themanummer behorend bij het 80-jarig bestaan van Medisch Contact.
Voormalig jeugdarts Marianne Begemann en internist-intensivist in opleiding Jona Walk kennen elkaar van Artsen voor Vrede, ofwel de in 1969 opgerichte Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie (NVMP). Die houdt zich bezig met het voorkomen van een (nucleaire) oorlog en het bevorderen van vrede. Begemann is sinds dertien jaar secretaris van deze vereniging en actief in de internationale moedervereniging IPPNW.
Ze was daarvoor al decennialang actief in mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty, de Johannes Wierstichting en de internationale vredesbeweging Medical Peace Work. Walk leerde de NVMP kennen toen zij als activist betrokken raakte bij de Nieuwe Vredesbeweging, een platform van verschillende vredesorganisaties. Zelf richtte ze in 2021 de links georiënteerde vereniging De Vierde Golf op, die zich inzet voor het behoud van de democratie en het vrije debat in crisistijd. Walk verkreeg tijdens de coronapandemie enige bekendheid vanwege haar kritische houding ten opzichte van de overheidsmaatregelen en het collectief vaccineren van de bevolking.
Marianne Begemann en Jona Walk
Gevaarlijke tendens
Nederland is zich, net als andere Europese landen, al maandenlang aan het voorbereiden op een – mogelijke – oorlog of gewelddadig conflict – waar ook op internationaal niveau voor wordt gewaarschuwd. Begemann en Walk maken zich zorgen over de oorlogsretoriek die hierbij wordt gebruikt, vertellen ze. Walk: ‘Met de manier waarop er nu door de regering en het ministerie van Defensie wordt gesproken over de oorlogsdreiging en het werven van extra militairen, klinkt het bijna alsof het om iets moois gaat, iets heroïsch. Ook in de zorgsector wordt, vind ik, steeds meer over oorlog gesproken alsof het iets onvermijdelijks is. Het beeld dat wordt geschetst is dat er sowieso oorlog komt en dat daar samen met Defensie actief op moet worden voorbereid. Dan wordt bijvoorbeeld de vraag gesteld hoe we zowel reguliere patiënten als oorlogsslachtoffers gaan opvangen als het straks oorlog is. Ik denk dat er vaak voorbij wordt gegaan aan de vraag wat we kunnen doen om te zorgen dat er géén oorlog komt. Of er misschien alternatieven zijn of andere oplossingen, of er ook gede-escaleerd kan worden. Ik vind het een gevaarlijke tendens, want ik ben van mening dat een sterke militarisering van de samenleving de kans vergroot dat er daadwerkelijk oorlog komt. Ik denk namelijk dat het ertoe kan leiden dat de bevolking in een tunnelvisie terechtkomt, waarin men zonder twijfel of tegenspraak een oorlog ingaat. Dat heb ik gezien in de Verenigde Staten, waar ik rond 9/11 opgroeide. Die dynamiek zie ik nu terug in Nederland. Daarnaast verlaagt het opbouwen van een leger mijns inziens de drempel om dat daadwerkelijk in te zetten en is een wapenwedloop buitengewoon risicovol. We moeten mensen eraan blijven herinneren dat oorlog echt het allerergste is wat je als samenleving kan overkomen en dat we alles uit de kast moeten trekken om dat te voorkomen. Als je vrede wilt, moet je je daar ook echt heel hard voor inzetten. Maar dat is moeilijk in een samenleving die zich continu aan het voorbereiden is op oorlog, waarvan mensen denken dat die onvermijdelijk is.’
‘Als het écht helemaal misgaat, dan betekent dat het einde van de civilisatie’
Atoombommen
‘Het lijkt er inderdaad op dat de geesten rijp worden gemaakt voor een oorlog’, zegt Begemann. ‘En tegelijkertijd lijken maar weinig mensen zich bewust van de echte risico’s van een oorlog. Zij realiseren zich bijvoorbeeld niet hoe krachtig de atoombommen zijn die nu klaarliggen, onder meer – dat is een publiek geheim – in het Nederlandse Volkel. Iedereen heeft misschien weleens beelden gezien van het effect van de atoombommen in 1945 op Hiroshima en Nagasaki. Die atoombommen waren eigenlijk slechts rotjes in vergelijking met de cobra’s van nu. Als die in een ultieme oorlogssituatie worden ingezet, als het écht helemaal misgaat, dan betekent dat een planetaire catastrofe. Het einde van de civilisatie en het einde van het ecosysteem. Daar kúnnen we geen rampenplannen voor maken, alle artsen gaan er dan aan. Heel Nederland ligt dan plat. En daar sluiten we allemaal onze ogen voor en niemand heeft het erover – ook de artsen niet.’
Walk: ‘Begin april had Defensie een oefening in Coevorden om zich voor te bereiden op tachtig oorlogsdoden per dag. Dat is nog niets als je bedenkt om hoeveel doden en gewonden het echt zal gaan als er daadwerkelijk een oorlog uitbreekt. En dan heb ik het nog niet eens over een nucleaire oorlog. Ook voor mij is het nauwelijks te bevatten hoe ongelooflijk erg dat zou zijn.’
Vrede vanzelfsprekend
Ruim tweeduizend leden telde de NVMP in haar hoogtijdagen in de jaren tachtig, nu zijn het er ongeveer vijfhonderd. De vereniging sterft langzamerhand uit, want zelden worden er nog jonge artsen of geneeskundestudenten lid. Ook de huidige oorlogsdreiging – of die nu reëel is of niet – de angst voor een mogelijke oorlog of het verzet hiertegen, lijken het tij niet te keren voor de NVMP. Begemann: ‘Het ledenaantal van bijna alle Europese zusterartsenorganisaties van de NVMP loopt sterk terug, met uitzondering van de Scandinavische landen die de dreiging vanuit Rusland sterk voelen. Het lijkt erop dat de jongere generaties artsen er sowieso niet zo mee bezig zijn. Mijn generatie had nog ouders die de oorlog hadden meegemaakt en kreeg van huis uit mee hoe erg dat was. En er was in de jaren zeventig en tachtig een sterk gevoel van dreiging door de Koude Oorlog. Tegenwoordig vinden mensen het heel vanzelfsprekend dat het vrede is, net zo vanzelfsprekend als de lucht die je inademt. Maar dat is dus niet zo.’
‘Van mij zouden artsen wel wat opstandiger mogen zijn’
Ook Walk denkt dat het onderwerp te weinig leeft onder haar generatie en de generaties na haar. ‘Het leeft niet genoeg en we moeten het weer laten leven. Het vredesactivisme lijkt überhaupt grotendeels te zijn verdwenen, afgezien van de demonstraties tegen de situatie in Gaza. Het idee dat vrede iets is waar je je voor in moet zetten en voor moet demonstreren lijkt een beetje verdwenen uit de samenleving. De vredesbeweging is in ieder geval veel minder groot dan je zou verwachten in een tijd waarin zoveel wordt gesproken over oorlogsdreiging. Ik heb zelf een relatief groot netwerk van mensen die actief zijn als vredesactivist, maar ik ken bijna geen jonge artsen die daarmee bezig zijn. Het is best moeilijk om in de harde medische wereld je nek uit te steken, zeker als het gaat om onderwerpen die niet populair zijn. Je loopt een risico – of in ieder geval is er de perceptie dat je een risico loopt – dat het je verdere carrière negatief zou kunnen beïnvloeden. Of dat je er op zijn minst “gedoe” over krijgt. Ik heb zelf ook meegemaakt dat je uitspreken consequenties kan hebben. Zeker in coronatijd heb ik mij niet bij iedereen populair gemaakt. Maar ik laat het gedoe vaak maar gewoon een beetje over me heenkomen. Ik blijf dicht bij mezelf en dicht bij wat ik belangrijk vind. Ik denk dat we als artsen, als samenleving, nog veel verder van huis zijn als we onszelf uit angst voor gedoe het zwijgen (laten) opleggen. Ik denk dat te weinig artsen zich publiekelijk uitspreken met standpunten die tegen de stroom ingaan. Ook wanneer ze iets signaleren in de samenleving wat ten koste van het menselijk welzijn gaat. Juist artsen zouden dat moeten signaleren en adresseren. Van mij zouden artsen wel wat opstandiger mogen zijn en moediger.’
Geen onderwijs meer
Begemann denkt dat er in het onderwijs aan geneeskundestudenten veel meer aandacht moet zijn voor vredesvraagstukken. Begemann: ‘Je rol als arts is daarin groter dan je misschien denkt. Als arts leg je een eed af en beloof je onder meer dat je de gezondheid en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg zal bevorderen, dat je je verantwoordelijkheid voor de samenleving kent en de patiënt geen schade zult doen. Het allergrootste gevaar voor deze waarden is een oorlog, dus je móet je ervoor inzetten om oorlog te voorkomen. Maar er wordt geen onderwijs meer gegeven over dit soort vraagstukken. Tot 2022 werd aan de geneeskundefaculteit van de Vrije Universiteit nog het vak ‘gezondheidszorg en vredesvraagstukken’ gegeven, maar dat is wegbezuinigd. Het gevaar van die retoriek over militarisering is het risico dat de maatschappij steeds meer opschuift naar ondemocratische manieren van denken en doen, zoals ook tijdens de bezetting is gebeurd. Als arts moet je er alert op zijn dat je in zo’n systeem zit, maar dat jij een onafhankelijke, apolitieke rol hebt. En dat daarin ook je kracht zit om je tegen dit soort structuren te verzetten. Maar door het wegvallen van het onderwijs over vredesvraagstukken, wordt de geneeskundestudenten niet meer geleerd om kritisch na te denken over de gevolgen van geweld en oorlog als de ultieme vorm ervan.’
Begemann heeft in 2018 in samenwerking met de Summerschool in Berlijn een summerschool opgezet voor geneeskundestudenten die zich in dit soort onderwerpen willen verdiepen. ‘We hadden toen achttien deelnemers – allemaal internationale studenten, geen enkele Nederlandse student. In de jaren daarna is het niet meer van de grond gekomen, mede door een gebrek aan vrijwilligers om de praktische uitvoering op zich te nemen. Ik vind dat de KNMG nu aan zet is en – verplichte – nascholing voor artsen moet organiseren over wat hun rol is in het voorkomen van gewelds-, oorlogs- en conflictsituaties en het bewaken van de democratische samenleving. Artsen zijn de ogen en oren van de maatschappij. Ze moeten uit de schaduw stappen en zich bewust zijn van hun invloed.’


